Aanzegbepaling in arbeidsovereenkomst rechtsgeldig
Maarten van Gelderen | 1 juni 2015
Geheel in lijn met eerdere uitspraken van minister Asscher heeft de kantonrechter in Utrecht bevestigd dat een werkgever de mogelijkheid heeft om in de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een aanzegbepaling op te nemen.
In deze zaak ging het overigens niet direct over de aanzegverplichting zoals die sinds 1 januari jl. geldt bij tijdelijke arbeidscontracten met een duur van zes maanden of langer, maar om een vergelijkbare verplichting op basis van een cao.
In de betreffende cao stond de volgende bepaling:
“Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan zal aan de werknemer uiterlijk twee periodes voor het verstrijken van het dienstverband duidelijkheid worden gegeven over voortzetting of beëindiging van het dienstverband.”
De werkgever had in de arbeidsovereenkomst van de werknemer de volgende bepaling opgenomen:
“De dienstbetrekking is aangegaan voor bepaalde tijd, en eindigt van rechtswege, zonder dat daarvoor opzegging of enige andere handeling vereist zal zijn, op 31 december 2014.
Conform de bepaling in art. 17.3 van de CAO Groothandel in Levensmiddelen wordt Werknemer reeds nu de verlangde duidelijkheid verstrekt, dat het dienstverband conform de overeengekomen datum in artikel 1.2 wordt beëindigd. “
De werkgever vond dat hij daarmee aan de aanzegverplichting uit hoofde van de cao voldaan had. De werknemer had immers kunnen weten dat het tijdelijke arbeidscontract niet verlengd zou worden. Volgens de werknemer was deze bepaling in zijn arbeidscontract ongeldig. Pas op 4 december 2014 zou de werknemer van zijn werkgever gehoord hebben dat het arbeidscontract niet verlengd zou worden en dat is minder dan twee periodes voor het einde van het dienstverband (zoals de cao vereist).
Kantonrechter: aanzegbepaling in arbeidscontract is rechtsgeldig
Volgens de kantonrechter heeft de werkgever echter voldaan aan de aanzegverplichting uit hoofde van de cao. De werkgever kan deze verplichting nakomen door in de arbeidsovereenkomst een aanzegbepaling op te nemen. Ten overvloede merkt de kantonrechter dan nog op dat ook als artikel 7:668 BW (de wettelijke aanzegverplichting) van toepassing zou zijn, zijn oordeel niet anders zou zijn geweest. De wettelijke aanzegverplichting van artikel 7:668 BW was op deze zaak nog niet van toepassing omdat de arbeidsovereenkomst van de werknemer voor 1 januari 2015 (de ingangsdatum van de wettelijke bepaling over aanzeggen) geëindigd was.
De kantonrechter verwijst in dit verband nog naar een uitspraak van minister Asscher tijdens de parlementaire behandeling van de Wet werk en zekerheid dat een dergelijke bepaling in de arbeidsovereenkomst voor de werkgever het risico met zich meebrengt dat een prima functionerende werknemer vroegtijdig elders een baan zoekt en de organisatie verlaat. Uit deze uitspraak kan afgeleid worden dat het een werkgever dan dus is toegestaan om aan de aanzegverplichting te voldoen door hierover een bepaling op te nemen in de arbeidsovereenkomst.