Mediation: situatieve arbeidsongeschiktheid
Een werkneemster meldde zich na een ziekmelding bij de bedrijfsarts. Deze constateerde dat de oorzaak van de spanningsklachten, waaraan de werkneemster leed, was gelegen in een arbeidsconflict.
De bedrijfsarts adviseerde de werkgever een gesprek te voeren met de werkneemster om te proberen het arbeidsconflict op te lossen, eventueel met behulp van een mediator.
Werkneemster wil niet meer 1-op-1 met werkgever praten
De werkneemster wilde bij voorkeur geen 1-op-1 gesprek met de werkgever voeren. Zij stelde zich op het standpunt dat haar vertrouwen in de werkgever, door de handelwijze van haar leidinggevende, een enorme deuk had opgelopen. Wat haar betreft zou het gesprek moeten worden begeleid door een onpartijdige en onafhankelijke mediator. De werkgever stemde hiermee in.
Tijdens de eerste mediationsessie vertelde de werkneemster dat zij het niet eens was met de ‘matig’ beoordeling die zij van haar leidinggevende had ontvangen. Bovendien was zij erg teleurgesteld over het feit dat haar leidinggevende niet had gereageerd op haar brief, waarin zij gevraagd had om de in haar ogen onterechte beoordeling te herzien.
De leidinggevende, die namens de werkgever deelnam aan het mediationtraject, gaf aan dat zij van mening was dat een beoordeling eenzijdig wordt vastgesteld en dat de inhoud van de brief van de werkneemster niet tot een ander oordeel over haar functioneren leidde. Om die reden had de leidinggevende geen gehoor gegeven aan het verzoek van de werkneemster om de ‘matig’ beoordeling te herzien.
Werkgever vindt verbetertraject noodzakelijk
De leidinggevende wilde vasthouden aan het tijdens het beoordelingsgesprek aangekondigde verbetertraject. Dit betekende dat de werkneemster drie maanden de tijd zou krijgen om haar functioneren te verbeteren. Voor het geval de werkneemster er niet dan wel onvoldoende in zou slagen haar functioneren te verbeteren, had de werkgever een ontslagprocedure aangekondigd.
De werkneemster, die jong was en nog niet zo lang in dienst bij deze werkgever, gaf aan dat zij weinig voelde voor het aangekondigde verbetertraject en dat zij liever direct afspraken wilde maken over een beëindiging van haar dienstverband.
De leidinggevende gaf aan dat zij een verbetertraject met een werkneemster, die hiertoe niet gemotiveerd is, weinig zinvol achtte. Door in onderling overleg een vertrekregeling af te spreken kon de werkgever zich de tijd en kosten besparen die gemoeid zouden zijn met het verbetertraject en een ontslagprocedure. Er kon om die reden vrij snel een voor beide partijen acceptabele ontslagregeling getroffen worden.